Hoofdstuk 8: Van hamerslag naar machine.

In deze rubriek vindt je veel informatie over het onstaan van de munt. Veel achtergrond informatie en leuke weetjes. Houdt je niet in om leuke weetjes te plaatsen.

Moderator: grivnagozer

grivnagozer Nederland
Moderator
Moderator
Berichten: 2679
Lid geworden op: 28 jul 2009, 01:47
Locatie: Rotterdam

Hoofdstuk 8: Van hamerslag naar machine.

Bericht door grivnagozer »

Wie tot nu toe alle hoofdstukken heeft doorgeworstelt, weet dat Engeland eigenlijk begon met de toepassing van machinaal aanmuntingsproces. In dit hoofdstuk, en ik ben zeer zeker niet technisch, wil ik een weergave geven van de perikelen omtrent het neerzetten van de machines, welke een indicatie geven aan de problemen waar we anno 2010 hetzij een klein beetje vervormd, nog steeds mee te maken hebben. Mens en machine zijn op een paar techneuten na, nou niet elkaars vrienden te noemen. We noemen dat gebruiksvriendelijk! Geen technische doe-het-zelf handleidingen dus, meer een machinale historische verhandeling om in oud geld en machinale munt te kunnen herkennen!

We springen weer van 2010 naar, laten we zeggen, het Godshuis: het Vaticaan. De Paus in het Vaticaan is een vaak onbetwistte autoriteit die zijn eigen muntslag heeft en legers van de ene vorst inhuurt om legers van de ander mee te verslaan. Om de Paus zelf te beschermen, heeft men een legertje huurlingen rondlopen, die we aanduiden als Zwitserse Garde.

De Paus is niet tevreden met zijn nederige gebouwtje en geeft een opdracht weg tot de bouw van de Sint Pieter in de plaats Rome aan de architect Bramante (1444-1514); dat geeft iets meer status in de wereld. Christus heeft het nodig (lees: de Paus vindt dat nodig). Die Paus daargelaten, de bouw van de Sint Pieter in Rome hield de machinerie der muntslag tegen. Wanneer Bramante zijn opdracht aanvaardt, was deze Bramante bezig met een revolutionair ontwerp voor een machine die het aanmuntingsproces aanmerkelijk kon versnellen.

Deze machine werd namelijk al uitgetest door Pauselijke Bullen uit te spuwen, loden zegels om aan de uitgaande correspondentie te hangen, en de machine werd een SCHROEFPERS genoemd. nadat Bramante stopt vanwege tijdgebrek met de schroefpers omdat hij een kerkje moet bouwen, blijft de machine Pauselijke Bullen uitspuwen. Verschillende Italiaanse medailleurs gaan experimenteren met de schroefpers van Bramante, want kan je er behalve zacht lood ook ander metaal in stoppen? En wat gebeurt er dan als je ander metaal er in gooit? Gaat het schroefpersje kapot? Doet-ie-het niet meer?

Als kunstenaar hoop je op erkenning, en iedere Italiaanse medailleur heeft zoveel ego, dat als hij iets vervaardigd heeft, de omgeving zegt: Oh wat mooi! Een kinderlijke fase, denk aan je kind op de basischool die thuis komt met een onooglijk frutsel van handarbeid en tekenen.. wat doe je dan? Oh wat mooi?

Die eerste Pauselijke Bullen waren van een oh! wat Mooi gehalte; als de boodschapper vertrokken was, werd de brief gelezen en de Bul weggegooid. Doch iedere artiest in die tijd wil onsterfelijkheid door herinnering nastreven, en als je dat niet krijgt kan je rare experimenten gaan doen om het alsnog te krijgen (Anton Heijboer bijvoorbeeld). En zo'n rare snuiter als Anton Heijboer met zijn veelwijverij zien we terugkomen in het aanmuntingsproces waarmede we ons hiermede bezighouden, en wel in de Italiaanse medailleur Cristofano Cardosso, een goudsmid, cameesnijder en vriendje van Bramante, die als eerste ander materiaal als lood in de schroefpers gooit.

Penningen zijn grof en vol oneffenheden, en Cardosso is vakfanaat genoeg om te proberen ze gladder, groter, gedetailleerder en glimmender te krijgen als al zijn collegae bij elkaar?
Goeiesmorgens! Het lukt met goud en zilver, en je kan er een ribbelrandje aan de zijkant zetten als omlijsting zodat deze niet gemakkelijk breekt!
Cardosso werd overschaduwt door de lieveling van de Paus, de Homo Universellis, Leonardo da Vinci (1452-1519), die aan de hand van Bramante een machine uitvindt om uit een grote plaat metaal rondjes te stansen, alsmede een wals om die rondjes door druk groter en dunner te maken.

Benvenuto Cellini (1500-1571) is ook een universele uome (homo) die wat pauselijke opdrachten voor penningen krijgt, en daar als eerste alle drie de machines voor gebruikt: schroefpers, wals en ponsmachine, om deze penningen te kunnen maken; en wanneer penningen lukken, kan Cellini ook munten gaan slaan.
Cellini experimenteerde door op de rol van de wals een voorstelling te snijden en te proberen door middel van druk een afdruk in het metaal te drukken. Ook probeerde hij door een voorstelling in een zware balk te snijden de balk op het metaal gericht te laten vallen om te zien of dit een afdruk gaf. Cellini was er een heel leven mee bezig...

Een naamloze passerende Duitse klant van Cellini jat het idee en neemt het mee naar Augsburg. Duitsers jatten van alles, het zit in hun aard sinds ze afstammen van de Gothen, en zo wordt Duitsland nu het toneel in de verdere machinale ontwikkeling. In Augsburg ontwikkelde deze naamloze ideëenjatter een soort ponsmachine, die in een grote snelheid perfect ronde metalen schijfjes uit een plaat halen kan, gelijk gereed om er munten van te maken.

Koning Henry II van Frankrijk had een groot probleem aan gekopieerde en dus vervalste munten binnen zijn rijk, en deze hoorde van de ontwikkelingen in Augsburg, van deze ponsmachine die de oplossing zou zijn tegen alle vervalsingen.. Eric Hildegarde werd gesommeerd om van Augsburg naar Frankrijk te vertrekken, om de door Henry II aangewezen muntmeester Aubin Olivier te helpen een muntpers te installeren tussen 1550 en 1553 te Parijs. Alle drie machines welke Cellini gebruikte staan hier in een apart ontworpen gebouw met een grotere hoeveelheid enin verschillende vertrekken! In 1555 wordt er een watermolen aan het pand bijgezet voor een grotere slagkracht der machineriën, welke de naam geeft aan het gebouw als MONNAIE DU MOULIN, oftewel het Molengeld.
Door het gebruik van de molen werd het mogelijk om in de rand van de munt een tekst aan te brengen tegen vervalsers van opstaande lettering.

In Engeland zat het Koninklijke Huis ook niet stil. In 1554 werd begonnen aan de bouw van een molen aan de zijkant van The Tower Mint te London. Het werd hier geen succes zoals in Frankrijk we het geval was: gebrek aan geschoold personeel.

1561. London. Eloy Miestrell heeft ruzie gekregen in parijs met zijn werkgever, the Monnaie du Moulin. Hij neemt de boot en vaart over naar Engeland. Van de koning krijgt hij nu de leiding over The Tower Mint tegen een jaarsalaris van 25 pound waartoe Mestrell alle volmachten krijgt de benodigde schroefpersmachinerie en ponsmachines neer te zetten, alsmede de nieuwe uitvinding om een afbeelding in de Munt te stampen. Het systeem werkt te goed: Mestrell krijgt te maken met stakende werknemers die bang zijn hun baan als munthameraar te verliezen door de machinerie. Met alle tegenstand wordt tot 1572 aangemunt met machinerie door Mestrell, totdat ene Richard Martin ruziet met Mestrell omtrent de omvang der machinerie, met het resultaat dat Mestrell the Tower uit wordt gedonderd. Mestrell wordt in de boeien geslagen en na een schijnproces roemloos opgehangen als muntvervalser.

Tijdens Charles I (1625-1649) beginnen de eerste machinaal vervaardigde munten ook daadwerkelijk te circuleren, doch dit op een bescheiden schaal in de hofhouding van de koning zelf. Ondertussen in Parijs ruziet Nicholas Briot met zijn werkgever Monnaie du Moulin, neemt de boot naar Engeland. Briot is de hoofdontwerper van de Franse muntjes tussen 1606 en 1625 geslagen. Hij wil het Franse muntslagproces verbeteren en de bevlogen Fransoos krijgt daar in Parijs de kans niet voor. Dus gaat hij naar London, alwaar hij dezelfde functie als in Parijs zal gaan uitoefenen in het jaar 1632. Hier kan hij zijn gang gaan en de munten van Engeland worden nu de kwalitatief beste muntslag ter wereld. Aan de lopende band worden munten vervaardigd, mede temeer omdat er een looprad wordt gebouwd, waar een viertal paarden de gehele dag van hun miserabele leven in dezelfde pas gehouden rondjes draaien: de tredmolen is geboren onder Nicholas Briot. Zo kan je ook aanmunten zonder windafhankelijkheid of waterstroming, welke door verzandingsprocessen minder krachtig kan zijn. Als engelse muntmeester gaat nicholas Briot regelmatig op pendelreis naar het Schotse Edinburgh, daar de schotten hun eigen munten vervaardigden, en alhier installeerde Briot een kopie van de aanmunterij van de tower te London.

De burgeroorlog (Civil War) van 1649-1660 verstoort het aanmuntingsproces aanzienlijk, en de munthameraars kregen de overhand.

Frankrijk ondertussen zag in 1639 machinaal aangemunte munten in de circulatie verschijnen, welke afkomstig waren uit Parijs. In 1641 werd al het roulerende zilvergeld ongeldig verklaard, ingenomen, omgesmolten en verwerkt to nieuwe munten. Het was de nekslag voor de munthameraars; na 1645 wordt in Frankrijk geen gehamerd geld meer vervaardigd.

Engeland ondertussen had zijn nog steeds gehamerde muntslag uit The Tower vermengd met de machinale muntjes van Briot. In 1649 worden de mallen gesneden door Thomas Simon, welke muntmeester is als Briot in Edinburgh zit, en zijn verdienste is het Engelsman te zijn en dus de eerste Engelse machinale muntmeester tot en met 1660. Thomas Simon stierf als één van de vele pestslachtoffers van de Grote plaag van London in 1665. In 1649 vormt de vereniging van Engeland en Schotland onder 1 heerser de nieuwe term COMMONWEALTH (GEMENEBEST), en in het eerste jaar van deze Commonwealthregering werd de Fransoos Peter Blondeau uitgenodigd om naar Engeland te komen, aangezien zijn machinale muntproces dan de beste ter wereld is. De arbeiders in de Tower hadden Estrell en Briot meegemaakt, en hadden iets van; nee, niet weer een Fransoos!, en zodoende brak er een massale staking uit tussen 1649 en 1651, zodat veel langer dan gepland in 1651 een begin kon worden gemaakt met de modernisering van de aanwezige machinerie.

Om een eind te maken wordt nu ter plekke door Blondeau en door David Ramage, de leider van de opstandige munthameraars een wedstrijd uitgeschreven: wie wint dicteert.

Blondeau zal met zijn machine een munt slaan, en tegelijkertijd zal Ramage een munt hameren. Simon vervaardigdehiertoe een speciale mal, welke Blondeau kon inpassen in zijn nieuwe upgrade machine. De opstandige personeelsleden moesten nu zelf bepalen welke munt zij beter vonden, zonder te weten of die van Ramage of Blondeau kwam. De beste munt die het meest details vertoonde was van: Blondeau. Toen de stakenden vernamen dat de munt van Blondeau de beste van de 2 was, gaven ze het verzet op.

Oliver Cromwell, the Lord Protector geeft aan Blondeau de opdracht zijn portet op de munt te plaatsen, met zijn wapenschild op de keerzijde. Gedurende de staking woont Blondeau in Drury House, alwaar hij bezig gaat met het maken van de mallen.
In 1656 wordt een Spaanse zilverschat gekaapt, welke naar de Tower werd vervoerd, alwaar de Cobs werden omgezet in gouden en zilveren munten met de kop van Cromwell tussen 1656 en 1658. Deze mallen werden vervaardigd door Thomas Simon. Cromwell beloofde Blondeau 1400 pound aan nieuwe machinerie en daarmee oogde alles voor de wind te gaan met het aanmuntingsproces.

Door Cromwells overlijden in 1658 is echter de vervaardigde muntreeks nooit in de omloop gekomen. Cromwell dood, en de nieuwe koning Charles II ziet in Blondeau een handlanger van de gehate Lord Protector en verbant hem uit het koninkrijk: Blondeau scheept in voor Frankrijk en verdwijnt in de geschiedenis.

Charles II was banneling op het Continent totdat hij op 5 mei 1660 Koning wordt benoemd. 29 mei is de nieuwe koning daadwerkelijk in Engeland aanwezig. In Augustus 1660 wordt de aanmunterij van Estrell, Briot en Blondeau in zijn geheel overgehevels van London naar Edinburgh op bevel van Charles II.

Tijdens de verhuizing van de machinerie laat Charles II de hameraars los in The Tower, terwijl Thomas Simon een nieuwe mal maakt voor de aankomende muntserie. De hameraars slaan ondertussen portretten van de vader van Charles II, die Thomas Simon eveneens opnieuw moest vervaardigen. Tussen 1660 en 1662 verschijnen deze munten in de Tower, en Engeland loopt over van valsemuntersprocessen.
Nu gebeurt het onverwachte: de enige man die het werk aankan moet worden teruggehaald naar Engeland: Peter Blondeau! April 1662 landt Blondeau wederom op Engelse bodem. Hij is gelokt met de belofte om randschriften zo spoedig mogelijk te introduceren op de nieuwe munten. Er wordt een muntmakerseed afgelegd die eind 19e eeuw nog steeds geldt: hoe je de ribbels maakt hou je geheim.

De volgende vraag die gesteld werd: hoe gaan de nieuwe muntjes eruit zien. De Broad, Unite, Double-Crowns, Crowns en overige gouden muntslag moesten 4 simpele denominaties krijgen. Men noemde de nieuwe ontstane munt Guinea.

De gouden Guinea had een koopkracht van 5 pounds en 5 shillings (later afgezwakt tot 2 pounds en 2 shillings, en de gouden half-Guinea. De zilveren muntslag van Penny tot Crown bleef hetzelfde. Aangewezen was Thomas Simon, maar Royalistische krachten in het Parlement saboteerden Simon. Koning Charles was als balling belandt in De Nederlanden, en had daar kennis gemaakt met de familie Roettier (in sommige geschriften aangeduidt met Rotier danwel Roettiers), waarvan Philip Routtier goudsmit en medailleur in Antwerpen was. Philip had de banneling een aanzienlijke som geld geleend op voorwaarde dat als de Koning weer op de troon van Engeland zou komen te zitten, zijn 3 zonen Joseph, John en Philip Junior, als muntmeester in de Tower aan de slag konden gaan.

Om zijn belofte te houden werden John en Joseph in 1661 te werk gesteld in de Tower, om kort daarna ook Philip Junior te zien verschijnen in de werkplaats. Begin 1662 werden Thomas Simon en John Routtier beiden de opdracht gegeven de nieuwe munt te ontwerpen. Blondeau ontving een onderhoudscontract voor de machinerie voor 21 jaar en mocht helemaal niets meer medailleren in de nieuwe muntreeks. Voorts mocht Blondeau niets anders meer doen in het design dan de randschriften aanbrengen en/of verbeteren. Thomas Simon werd op deze manier grondig buitenspel gezet door de 3 Hollandse Broers, welke op 19 mei 1662 hun officiële benoeming als medailleurs van de Royal Mint ontvingen. Thomas Simon was op een zijspoor gezet, en was not amused. Zodoende ontwierp deze een Crown, welke als de Petition Crown de numismatische geschiedenis in zou gaan.

De Petition Crown was een technisch en artistiek hoogstandje, speciaal bedoeld om weer bij Charles in de gunst te komen en om de Hollander John Routtier de ogen uit te steken dat Thomas Simon veel beter kon werken als medailleur. Om zijn boodschap kracht bij te zetten plaatste hij het langste randschrift op een munt ooit:

THOMAS SIMON MOST HVMBLY PRAYS YOVR MAJESTY TO COMPARE THIS HIS TRYALL PIECE WITH THE DVTCH AND IF MORE TRVLY DRAWN & EMBOSS'D MORE GRACE FVLLY ORDER'D AND MORE ACCVRATELY ENGRAVEN TO RELIEVE HIM.

De randschriftbelettering van dik naar dun staat tweelijnig boven elkaar, en dat is daarna nooit meer in de geschiedenis voorgekomen! Randschriften staan altijd enkellijnig! Deze Petition Crown in bezit? Er zijn er maar 15 van over de gehele wereld overgebleven, dus dat maakt de bezitter miljonair.

Thomas zette op een andere Petition Crown een Latijnse tekst:

REDDITE QVAU CAESARIS CAESARI & CT POST met een zon die doorbreekt achter een wolk als randschrift, hetgeen zoiets betekent als geef de keizer wat des keizers is. Hier bestaan er nog 9 van op de wereld; heb je er 1, ben je miljonair.

Dit was het laatste werk van Thomas Simon. De pest had een decimerende werking op de bevolking in London en Thomas Simon was 1 van de vele miljoenen slachtoffers.

De machinerie van Charles II werden aangedreven door molens. Ruw metaal werd platsgewalst door windkracht enerzijds, waterkracht anderszijds en paardenkrachten daar tussen in. Dat platwalsen noemde men in vaktermen MILLED COINAGE. Standaard randtekst werd DECVS ET TUTAMEN, gevolgd door een ornament zodat er niets geschoeid kon worden, en vervolgens het jaar van muntslag ANNO REGNI XV, het vijftiende jaar van regerend vorst.

Blondeau had in 1662 de Tower uitgebreid met een zompige kelder, alwaar de 4 paarden vastgebonden stonden aan de molen, en die de gehele dag rondjes moesten lopen. Daarnaast werden de paarden per koppel van 2 ververst om de paar uren. Aan die molen zaten 4 gegoten ijzeren rollen, welke het metaal platwalsten, en waarvan de maker structureel weigerde de rollen aan de Tower te verkopen, maar het interessanter vond om ze te LEASEN tegen 10 Shillings per DAG.
3 paardenrondes waren benodigd om de juiste dikte te krijgen voor de rondellen, welke handmatig werden uitgezaagd. Al het zaagafval ging de smeltoven in en werd opnieuw gebruikt.

Vervolgens kwam de randschriftmachine van Blondeau: 2 staven met een in spiegelbeeld ingegraveerde tekst die heen en weer schoven langs het rondel. Eén arbeider kon het proces aan doordat 1 staaf vast zat op de tafel, de andere lag er los dwars overheen, en dit was verbonden aan een draairad, welke je rond moest draaien om de machine te laten werken. Zo werden de letters er in geperst. Om de losse staaf op zijn plek te houden, gebruikte men metalen springveren. De arbeider die de godganse dag aan het draaien was, was Blondeau zelf, die het proces niet uit handen wilde geven. Dat is dus ook de reden dat er zo weing munten geslagen werden in deze periode: Blondeau moe van het draaien en het aanmuntingsproces stopt.

Verbeterd werd er continu: aluminium werd als verzwaring en antibreukom de losse staven gewikkeld, en men schuurde metaalresten weg met zaagsel. Uiteindelijk werden de staven verzwaard met lood (300 lb) om de grote crowns te kunnen vervaardigen. Nu komen er ook touwen aan de staven en zijn er meer arbeiders dan 1 nodig: 2 man staan de gehele dag aan een touw op en neer te trekken. Het wordt nog erger met de Crowns: ze worden zwaarder en 4 man staan te trekken aan de touwen der staven.

De Hollanders gaven het de naam van HOUTJE TOUWTJE.

Terwijl 4 mannen aldus in de touwen hingen, was er voor de muntpers een diepe schuttersput gegraven, alwaar de muntmeester de gehele dag de uitgeworpen munten op de ponsoen bevestigde en omdraaide. voor de andere kant. Dat mannetje was erg snel met rondellen omdraaien: de topsnelheid aldus was 2 volledige munten per seconde. Wanneer de vermoeidheid toesloeg kon 1 touwentrekker pauzeren: de drie anderen namen het dan over. Zodoende was het gemiddelde aantal volledige munten per minuut op een dag 26 stuks. Gaat er wat mis, dan verdwijnt alle metaal weer in de smeltpers.

Aldus de wonderpers van 1662 welke in 9 dagen volledig werd ingebouwd.

Queen Anne (1702-1714) sluit de Act of the Union af, de numismatische doodsteek voor de eigen munten met distels van Schotland en de afschaffing van de Edinborough-muntpers. Volgens omschreven houtje touwtje methode werd tot in het midden van de negentiende eeuw in de Tower de munten vervaardigd, met hier een daar een kleine technische verbetering. Tussen 1662 en 1813 werden aldus de volgende denominaties vervaardigd:

Gouden Guinea van 5 Pounds en 5 Shillings
Gouden Guinea van 2 Pounds en 2 Shillings
Gouden Guinea van 1 Pound en 1 Shilling
Gouden Half-Guinea van 10 Shillings en Sixpence

Zilveren Crown van 5 Shillings
Zilveren Half-Crown van 2 Shillings Sixpence
Zilveren Shillling
Zilveren Sixpence
Zilveren Groat (four pence)
Zilveren Threepence
Zilveren Twopence (Half-Groat)
Zilveren Penny

Koperen Half-Pennies en Farthings, welke altijd aan experimenten onderhevig waren, en door de vele oorlogen ook wel van tin werden vervaardigd.

De Guinea als gouden munteenheid was afkomstig van de Engelse bezittingen aan de Goudkust van Afrika en werden aangevoerd door Africa Company, die als logo een olifant met een half kasteel (HOWDAH) op zijn rug meetorste. Deze olifant wordt af en toe afgebeeld onder het portret van de regerend monarch.

De 5- en 2- Guineas zijn echt bankengeld en rouleerden niet in het straatbeeld. Dit bankiersgeld voor grote transacties gaat van kluis naar kluis, en noemt men BULLION. Enerzijds portret, anderszijds een wapen met de schilden van Engeland, Schotland, Ierland en Frankrijk, gescheiden door 4 scepters. Tussen 1689 en 1694 staat er het dubbelportret op van Koning-Stadhouder William III en Koningin Mary, met op de keerzijde 1 enkel wapenschild.
William III (1694-1702), Queen Anne (1702-1719) en George I (1714-1727) plaatsten het 4 wapenschildenontwerp weer retour op de munt, terwijl George II (1727-1760) weer het enkele schild hanteert.
George III (1760-1820) laat dit wapenschild eventjes te voorschijn komen op de Half-Guineas en de Guineas. De gehamerde muntmeestertekens ontbreken nu geheel. Symboliek wordt de boventoon op de munten.

Olifant met en zonder Howdah, de overwinning van Vigo-Baai en Lima door de Engelse Admiraal Anson voor de kust van de Spaanse kolonie Philipijnen zijn de bekendste symbolieken. Het schepvormige schild van George II en III op de Guinea levert het muntje de benaming SPADE-GUINEA op, welke bovenal onderwerp werd in de Engelse pulp-literatuur, wat een trend veroorzaakte deze Spades te verwerken in horlogekettingen van de adellijke Victoriaanse heren. Voor kaartspellen verscheen de Spade als koperen muntje voor deze sigaarrokende en port-zuipende nietsnutten.

1718 is het jaar dat de Guinea in miniatuur verschijnt, Quarter Guineas genoemd. Als 1/4 Guinea met hetzelfde formaat onder George III in het jaar 1762, en tussen 1797 en 1813 als 1/3 Guinea voor officieren van Wellington in Napoleontisch Europa.

Routtier bracht uiteindelijk zijn nieuwe munten in 1662 in omloop wanneer hij zijn Crown identiek aan de Guinea, doch zonder scepters en hoeken in het wapenschild, presenteert aan het publiek. Dit identieke ontwerp loopt in grootte af naar de sixpence toe. Een onderscheiding wordt toegevoegd aan de lagere waarden : de STAR OF THE MOST NOBLE ORDER OF THE GARTER als 2 c's in elkaar gekringeld.

William III is de koning waarbij de gehamerde munten geheel verdwijnen uit de omloop: paniek in de Tower, die het werk niet aan kan om het gehele land van nieuw muntgeld te voorzien. Nieuwe munterijen worden geopend:

Bristol
Chester
Exeter
Norwich
York

Alleen zilveren aanmunting met uitzondering van de Crown, in het jaar 1696 en 1697 met een toegevoegde letter van de muntplaats.

Roos: Zilver is afkomstig van de zilvermijnen in West-Engeland.
Olifant: zilver afkomstig van de Afrika Company
Veren: Zilver afkomtig uit het district Wales
Roos en Veren: zilver afkomstig van de nieuwe Company voor het omsmelten van lood

Vigo en Lima : geroofd goud op de Spanjaarden.
WCC: Welsh Copper Company
SSC: Supplied by South Sea Company na het faillissement van deze handelsonderneming.

Onder koning George III gaat definitief de Franse belettering (FRA) van de Engelse munten af.
Laatst gewijzigd door grivnagozer op 28 apr 2010, 13:33, 11 keer totaal gewijzigd.
tja..
Gebruikersavatar
jeffelz Nederland
Senior lid
Senior lid
Berichten: 899
Lid geworden op: 20 okt 2009, 20:08

Bericht door jeffelz »

Je houdt ook maar niet op met al je verhalen he! :lol:
Gebruikersavatar
Ilosab Hungary
Superlid
Superlid
Berichten: 7136
Lid geworden op: 20 feb 2010, 14:06
Locatie: 1500 km vanaf Utrecht

Bericht door Ilosab »

Wordt het niet eens tijd dat je de verhalen gaat bundelen?
Of misschien even wachten tot je niets meer te publiceren hebt want dan hebben wij ook wat te lezen.

Gr. Alfred
Papiergeld Nederland, Hongarije, Wereld (1 biljet of met opeenvolgende serienummers/land), 0 eurobiljetten, Euromunten + coincards Nederland. Miniatuurauto's en speldjes uit nostalgie
Lid IBNS: 668 Lid Forum: 171

Terug naar “Geschiedenis en het onstaan van munten”